Eco-Oostermoer reageert op statenstuk 2015-671 (hoogwaardige communicatienetwerken in Drenthe)

geplaatst in: Diversen, Eco-Oostermoer, Persberichten | 0

staten-drentheRecent is door twee statenfracties aan ECO-Oostermoer Verbindt gevraagd een reactie te geven op statenstuk 2015-671 [1]  (hoogwaardige communicatienetwerken Drenthe).

Het leek ons netter onze reactie aan alle statenfracties te sturen i.a.a. gedeputeerde staten.

Bijgaand treft u onze reactie aan met het verzoek dit door te sturen aan alle statenfracties i.a.a. het college van gedeputeerde staten.

 

Eexterzandvoort, 5 maart 2015
Aan: Statenfracties van de provincie Drenthe
i.a.a.: gedeputeerde staten provincie Drenthe

Van: ECO-Oostermoer Verbindt

Geachte statenleden,

Recent hebben enkele fracties de mening gevraagd van ECO-Oostermoer over Statenstuk 2015-671 (Hoogwaardige communicatienetwerken Drenthe; breedband) [1]. We hebben betrokken fracties toegezegd een schriftelijke reactie op dit Statenstuk te geven, dat behandeld wordt tijdens de vergadering van provinciale staten op 11 maart 2015.
Tijdens het bespreken van onze reactie leek het ons juister het naar alle fracties te zenden in afschrift aan het College van Gedeputeerde Staten, opdat iedereen er op een gelijke wijze kennis van kan nemen.

Het feit dat vrijwel alle fracties en het college de aanleg van hoogwaardige communicatienetwerken breed ondersteunen geeft de burger moed, maar vanuit het algemeen belang o.i. ook de plicht het voorliggende statenstuk constructief kritisch te beschouwen. Dit in de hoop dat het statenleden en gedeputeerde staten helpt een beleid te formuleren, dat in zijn praktische uitvoering, van grote invloed is voor de verbetering van de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van het platteland van Drenthe.

Onze reactie beperkt zich tot de hoofdlijnen.

  1. Wij missen in dit document een visie over de wijze waarop glasvezel in de provincie zou moeten/kunnen worden uitgerold.
    Zo wordt niet gerefereerd aan de benadering waarvoor vanuit Brussel al langer een lans gebroken wordt, te weten: een strikte scheiding van verantwoordelijkheden. In dit zogenaamde drie lagen model worden de verantwoordelijkheden tussen het fysieke eigendom van de glasvezelinfrastructuur (passief) de belichting (actief) en het dienstenaanbod (providers) strikt gescheiden. Hiermee wordt monopolie vorming voorkomen en van meet af aan een gezond marktmodel gecreëerd, inclusief innovatie en het stimuleren van de lokale economie.
  2. Er had o.i. meer lering getrokken kunnen worden uit ervaringen in het buitenland en van andere provincies.
    In enkele Europese landen wordt door overheden, binnen de Brusselse spelregels(!), geïnvesteerd in zowel grijs als wit gebied. Zo investeert in Oostenrijk de provincie in de zogenaamde ‘backbone’ (= hoofdleiding), de gemeenten en/of coöperaties in de basis infrastructuur (= langs de openbare weg) en de inwoners/gebruikers zelf in hun huisaansluiting.
    Sommige provincies zijn al met hun derde poging (!) bezig de aanleg van glasvezel in buitengebieden te realiseren, weer anderen zijn al jaren bezig en niet verder gekomen dan het deels bundelen van de vraag met dure pr- en communicatie campagnes en adviseurs. Door het ontbreken van een visie loopt Drenthe het risico de ‘fouten’ die door andere provincies zijn gemaakt te herhalen en dat zou jammer zijn.
  3. Ter illustratie van de vorige twee punten het volgende. In de inleiding van de beleidsbrief staat: “Voor de uitwerking van fase 2 is nu een concreet voorstel ontwikkeld voor financiële instrumenten als cofinanciering om coöperaties en stichtingen verder op weg te helpen.” Deze financiële instrumenten worden vervolgens beschreven en toegelicht. Het probleem dat zich o.i. hierbij voordoet is, dat het hebben van financiële instrumenten geen antwoord geeft op de meest essentiële vraag in deze: “Hoe een betaalbaar glasvezelnetwerk in de buitengebieden te realiseren?” En daar gaat het uiteindelijk toch om?
    Uit één van de eerste rapporten van Dalogic (18-09-2013), in opdracht van de provincie Drenthe, wordt in de witte gebieden per aansluiting een bedrag van circa € 3.000,- voorzien. In dit rapport worden verschillende scenario’s (business cases; het hoe) uitgewerkt, waarbij sprake is van een onrendabele top (=financieringstekort= kern van het probleem). De provincie Drenthe beschikt over onvoldoende financiële middelen dit alleen op te lossen.
    Vervolgens is de provincie voortvarend te werk gegaan door m.b.v. een o.i. aanvankelijk onevenwichtige regeling (=later gecorrigeerd) de vraagbundeling te subsidiëren en dit proces te faciliteren door een kwartiermaker(fase 1).
    In fase 2 (dit document) zou de provincie aangeven op welke wijze zij denkt hoe in de buitengebieden daadwerkelijk een glasvezelnet werk gerealiseerd kan worden en welke (financiële) instrumenten daarvoor nodig zijn. In onderhavige notitie worden wel de instrumenten aangereikt, maar ontbreekt het antwoord op de ‘hoe’-vraag. In fase 1 zijn veel kleine lokale initiatieven ‘uit de grond gestampt’, die echter op zichzelf nooit (financieel) levensvatbaar kunnen zijn. Volgens ons is nu de vraag aan de orde hoe deze lokale initiatieven gebundeld en levensvatbaar kunnen worden. In deze notitie wordt hier geen antwoord op gegeven met alle risico’s van dien (zie opm. 2).ECO-Oostermoer heeft van meet af aan het uitgangspunt gehanteerd dat een zekere schaalgrootte (ca. 100.000 inwoners; ca. 30.000 huishoudens) noodzakelijk is om levensvatbaar te kunnen zijn als initiatief, gezien ervaringen in het buitenland. Daarnaast dat een financieel gezonde ‘business case’ alleen mogelijk is als bij het uitrollen van glasvezel (onrendabele) dunbevolkte gebieden worden gecombineerd met (rendabele) dichter bevolkte gebieden (= ‘goedkope’ dichtbevolkte gebieden betalen mee voor de ‘dure’ dunbevolkte gebieden=solidariteit) . Dit laatste is niet eenvoudig, maar gezien de ervaringen in het dun bevolkte Zweden (70% is daar verglaasd op basis van het coöperatieve Open Net model). Uiteraard is ‘het ECO-Oostermoer model’ ook voor kritiek vatbaar, maar wij hebben een model/visie/uitgangspunten op grond van een beproefde gezonde financiële basis, zoals blijkt uit het rapport van Dialogic over ons voorgestelde proefproject.
  4. Tenslotte. ECO-Oostermoer is de mening toegedaan, dat overheden beter kunnen investeren (inclusief reële bijkomende risico’s) in concrete proefprojecten (de handen uit de mouwen!) i.p.v. in externe adviseurs (vertrouwen in eigen kennis/ervaring). Immers het mogelijke ‘afbreukrisico’ van, door ‘eigen mensen’ (medewerkers provincie), getoetste proefprojecten weegt o.i. uiteindelijk niet op tegen de kosten van adviseurs, e.d. inclusief de tijdswinst (slagvaardigheid) en ervaring die hier mee gewonnen wordt.

Met vriendelijke groet,

Het bestuur van ECO-Oostermoer Verbindt

 

[1] http://www.drenthe.info/dvs/fileadmin/user_upload/kwartaal1_2015/statenstuk_2015-671_communicatienetwerken.pdf